terug naar startpagina werk
Trainer

 ‘You can lead a horse to water, but you can’t make him drink’  

In de periode 2002 - 2004 heb ik de voortgezette opleiding (VO) "trainen & opleiden" gevolgd. Als er iets is waarvan ik mede door het volgen van de VO overtuigd ben geraakt, dan is het wel dat het ontwerpen en uitvoeren van trainingen een vak is. Als trainer/opleider ben ik primair met leerprocessen bezig, vanuit die invalshoek benader ik de inhoud. Dat is de grote verandering die ik heb doorgemaakt in de afgelopen twee jaar.

Het gebruik van het 14-stappenmodel (Kessels)

Een systematische aanpak van ontwerpen heeft duidelijke meerwaarde voor mij gekregen. Bij het hanteren van het 14 stappen methode valt me op dat het een bruikbaar model is bij een systematischer benadering van opleiden in een organisatie. Voor een losse training bij een externe klant lijkt het wat omslachtig, daarvoor is het model mijns inziens te veel gericht op organisatorische aspecten. De stappen lopen bij mij in de praktijk, ook niet altijd even chronologisch, maar werken wel richtinggevend.

Het 8-veldenmodel (Kessels) is een inhoudelijke benadering die mij een insteek geeft het leren vorm te geven en helpt om een training goed toe te snijden op de ontwikkelingen in een organisatie. De beide modellen werken in die zin aanvullend.

Het werken met doelstellingen die je in overleg met opdrachtgever en deelnemers uitwerkt, hebben me duidelijker richting gegeven bij verdere opzet van de training. Voorheen bepaalde (mijn visie op) de inhoud en de theorie de opzet, de huidige werkwijze geeft deelnemers en leidinggevenden, de partijen die gaan leren, meer invloed op wat er geleerd moet worden. Dit is volgens mij ook van groot belang wil ik meer zelfsturing bij het leren bereiken. De hulpvragen bij het 8-veldenmodel helpen me om hier vorm aan te geven. Ze zijn handvaten bij de gesprekken die ik voer.

Ontwerpen van leersituaties

Inzet van deze stap is het gebruik maken van geschikte werkvormen om een leerdoel te bereiken. Kessels (2000) beschrijft enkele items die van belang zijn bij de keuze voor werkvormen:

 

Het doel is:

“Zinvolle krachtige leersituaties scheppen waardoor mensen kunnen leren”

De kernprincipes die Korthagen (1999) benoemd, spreken mij zeer aan en zijn voor mij meer nog dan de bovenstaande criteria van Kessels maatgevend voor het ontwerpen van leersituaties.

Een essentiële doelstelling van realistisch opleiden is dat medewerkers uiteindelijk hun eigen leerproces kunnen sturen. Hierbij houden we rekening met een vijftal criteria:

  1. Uitgaan van concrete praktijkproblemen en concerns, zoals ervaren door de deelnemers in reële contexten.
  2. Bevorderen van systematische reflectie van deelnemers.
  3. Gebruik maken van de interactie tussen opleider en individuele deelnemers en de interactie tussen de deelnemers onderling.
  4. Rekening houden met de drie niveau’s (gestaltniveau, schemaniveau en het theorieniveau) en met de consequenties daarvan voor de aard van de aan te bieden theorie.
  5. Geïntegreerd werken. Daarbij gaat het om integratie van theorie en praktijk en om integratie van verschillende disciplines.

Daarnaast besteed ik doorgaans extra aandacht voor de uitgangspunten die van Dijk(1983) noemt in zijn artikel over het leren van volwassenen: Voor de opzet van leeractiviteiten voor deze training heb ik extra aandacht voor “leren leren”. Bij de opzet van het programma probeer ik verder te werken van concreet naar abstract (inductief) en rekening houden met het toepassingsgericht zijn van de inhoud (elaboratief). Een ander aspect dat ik meeneem in de opzet van een training is de leergeschiedenis van deelnemers. Al tijdens het eerste contact met een groep (potentiële) deelnemers peil ik ervaringen met leren om een globale indruk te krijgen.   

Gedurende het hele traject werk ik met zowel algemene en concrete leerdoelen als met een individueel logboek en individuele leerdoelen. De context van de training zal uiteindelijk steeds moeten aansluiten bij de eigen werkpraktijk. Voor de opzet betekent dit dat vanuit eigen casuïstiek/ervaring gestart wordt.

Ontwerpen van de bijeenkomsten:

Ik werk ongeveer volgens de rastermethode zoals Kessels & Smit (2000) die beschrijven.

Ik maak een indeling per dagdeel en bepaal welke leerdoelen ik per dagdeel wil aanpakken.

Vervolgens ga ik op zoek naar geschikte werkvormen. 

Verder bouw ik volgens enkele uitgangspunten de bijeenkomst op.

Unfreeze

Begin

  • Kennismaken

  • Contact leggen

  • Aandacht richten

  • Doelen bespreken

  • Voorkennis ophalen

Move

Kern

  • Inventarisatie / instructie

  • Uitleg/ verbindingen leggen

  • Oefenen

  • Feedback

Freeze

Afsluiting

  • Liggen er nog vragen?

  • Transfer naar praktijk

  • Zijn leerdoelen bereikt?

  • Proces/productevaluatie

 Leerstijlenmodel van Kolb

Per bijeenkomst laat ik elk van de leerstijlen in het schema hieronder aan bod komen. Bijvoorbeeld:

Stijl

Kijken

(ervaren)

Denken

(verbinden)

Toetsen

(beslissen)

Doen

(actie)

Activiteit die erbij kan horen

Beschrijven

Analyseren

Plan van aanpak opstellen

Uitvoeren

Tijdens de eerste bijeenkomst met een groep, waarin ik de training besproken heb, heb ik tevens met hun gesproken over werkvormen, wat men prettig vind om te leren in trainingen of daarbuiten. Welke positieve ervaringen men heeft uit andere trainingen/opleidingen en waarom dit positief uitwerkte.

Tijdens de uitvoering van de trainingsbijeenkomsten komen daarnaast nog andere aspecten aan bod. Door het volgen van de VO T&O ben ik in staat om dit proces meer gericht vorm te geven. Inhoud (in de betekenis van theorie/kennis) staat niet meer voorop, is meer een onderdeel geworden. Het leren zelf is de belangrijkste insteek geworden bij de opzet van trainingen. Aspecten waar ik rekening mee probeer te houden zijn onder andere:

Deze aspecten helpen mij om open te blijven. Ze geven me richting om door te vragen en naar een constructieve aanpak toe te werken. Het ene moment kies ik voor de ene invalshoek, het andere voor een andere. Dit hangt sterk af van de inbreng van de deelnemer, ik probeer die te analyseren en van daaruit een insteek te kiezen.

Naast bovenstaande aspecten probeer ik enkele interactieregels consequent te hanteren in mijn trainingen en ook andere groepsbijeenkomsten. Ze komen uit de thematische interactie (Bakker 1978). Interactieregels breng ik in op momenten wanneer het gedrag waarop zij betrekking hebben zich voordoet.

Spreek in de ik-vorm/spreek voor jezelf.

 

Als je een vraag stelt, zeg dan eerst welke gedachten of overwegingen hieraan ten grondslag liggen.

 

Let op signalen van het lichaam bij jezelf en bij anderen.

Randgesprekken hebben voorrang

Mede door bewust met bovenstaande opmerkingen aan de slag te gaan, is trainen/werken met groepen voor mij een heel bewuste, boeiende, maar ook vaak complexe activiteit geworden.

Gevolg hiervan is dat ik mijn programma beter kan laten aansluiten op de behoeften van deelnemers. Als er weerstanden zijn, kan ik hier vrijer op inspelen, mee aan de slag gaan, onderzoeken waar de weerstanden vandaan komen. Hebben ze te maken met betrekking tot opvattingen over leren of een negatieve leergeschiedenis, of hebben ze te maken met een slechte aansluiting op de leerbehoefte van de deelnemer etc.