Dag 9 Hama - Damascus
Het
zou een gristelijke dag worden vandaag. Onze islamitische gids sleepte ons van
klooster naar klooster. We begonnen in Maluula, een van de weinige plaatsen ter
wereld waar men naast het Kerkraads ook nog aramees spreekt, de taal die Jezus
ook nog heeft gesproken (“iesj bin eine kirchroadsjer junge”). Maluula is
een pittoresk bergdorpje als je de nieuwbouwvallen wegdenkt die het uitzicht in
eerste instantie blokkeren. We bezochten allereerst het klooster van St. Sergius,
met een kerkje waarin zich iconen uit de vierde eeuw bevonden, maar verder zo
degelijk gerenoveerd dat de rest van het gebouw een openlucht museumvariatie uit
de twintigste eeuw leek. Alhier waren we weer eens getuige van de aanslagen die
de ‘terroristica germanica’ (een zeer schadelijke insectensoort) aanricht in
menig oudheidkundig waardevol gebied. Met haar flitsende ledematen gaat deze
vuurvliegachtige kakkerlakvariant alles te lijf wat door flitslicht beschadigd
kan worden. Het leeft dan ook meestal in ruimtes waar fotograferen verboden is.
Hetty
kreeg nog haar foto van ‘n ezeltje en we gingen op weg naar het klooster van
martelares St. Tekla. Maar voordat we haar heiligdom mochten betreden wandelden
we door een kloof om getuige te kunnen zij van een uiting van hedendaagse
Syrisch-Islamitische graffiti. Daarom niet getreurd, het was toch onleesbaar. We
gingen het klooster/weeshuis van Tekla binnen om vervolgens op weg naar onze
lunch te gaan, ongeveer 100 meter verderop. Het werd een gedenkwaardige lunch,
want zoals u zich kunt herinneren (en zo niet dan bij deze) we waren al sinds
Aleppo op zoek naar een bord soep. Wat schetst onze verbazing, de gebeden die we
tot Tekla hebben gericht leveren ons een kom linzensoep op. Zeg maar gerust een
kom heerlijke linzensoep.
Gesterkt en wel konden we op weg naar Sadnaya en haar
klooster van onze lieve vrouw met de lift. Maar niet voordat Jaap(uut grunningen)
een ezel verleidde met ‘n bosje onkruid (althans dat dacht hij, bij navraag
bleek het een struikje van de in alleen in Syrië voorkomende zeldzame bruine
margriet te zijn en wel een van de laatste twee struikjes ter wereld).
Desondanks of juist daardoor, lustte de ezel het struikje niet. Te Sadnaya
aangekomen werd al direct duidelijk waarom dit het klooster van Onze lieve
vrouwe met de lift werd genoemd. Op de tamelijk lange trap naar dit klooster is
Maria verschenen in de vorm van een zweetdruppel (‘n beetje a la Brunssum waar
een zweetdruppel verscheen in de vorm van Maria, of was het nou andersom?),
hetgeen werd opgevat als een tekening. Onze tocht ging verder na een
bezichtiging van het heiligdom in dit klooster. Verder op weg naar Damascus, dat
bij binnenrijden wonderbaarlijk rustig aandoet in vergelijking met onze eerste
dag in deze stad. Gewenning treed vlot op in deze contreien.
Terwijl
Hetty en ik die avond op ons gemak door de drukte van Damascus kuieren (alsof we
er al jaren wonen) ging het grootste gedeelte van de groep op de koffie bij
Assad. Wij aten in een restaurant aan het plein van de heilige martelaren van de
revolutie terwijl de groep doodsangsten uitstond bij de beul van de revolutie.
Onze soep (Jawel soep!) was lekker en de kip ging er in als kip. Zo konden we
Jos en Laurens positief adviseren ten aanzien van deze eetgelegenheid. Zij
konden ons later vertellen dat het een restaurant was dat vooral in trek was bij
shi’itisch fundamentalistische vrouwen die zwaar gesluierd kwamen dineren en
waarvan er een enkeling onder de tafel keek om de blote benen van Jos en haar
zoon te bewonderen (of te vervloeken, dat Iranese dialect is zo lastig te
verstaan).
We bleven nog ‘n tijdje te Bosra om een korte lunch
te genieten. Om bij te komen van de hitte namen we plaats in een restaurantje
dat die titel niet echt mocht dragen maar koeler dan buiten was het in elk geval
en je kon er belegde broodjes krijgen. Een enkeling keurde nog de sanitaire
voorzieningen middels een toiletbezoek via de binnenplaats van de
eetgelegenheid, maar gezien de non-verbale reacties mochten ook deze nauwelijks
de titel van restaurant...euhh.. sanitair dragen. Na deze culinaire onderbreking
gingen we verder. Op weg naar Rhamfa, een stadje bij de grensovergang naar
Jordanië. Alhier namen we innig afscheid van Tawfik, Tofi voor intimi
(waaronder minstens 18 Nederlandse toeristen) en na enkele bureaucratische
plichtplegingen konden we de grens passeren om terecht te komen bij de volgende
(nu Jordaanse) bureaucratische beslommeringen.
|
Met een hoofd dat bijna aan de kook geraakte betraden
we onze bus en maakten kennis met Nidal, de nieuwe gids en het
toeristenpolitiemenneke Gamill, een indrukwekkende bodyguard van wel een meter
vijfentwintig lang en vijfendertig kilo en drie ons zwaar (exclusief pistool).
Zijn functie blijkt uiteindelijk alleen te bestaan uit het dragen van een
militaire mobilofoon die in tijden van nood gebruikt kan worden in streken waar
geen andere communicatiemiddelen voorhanden zijn. Het blijkt ook zo te zijn dat
er maar een gelimiteerd aantal toeristenpolitiemennekes aan de grens staan, dus
ben je te laat (in drukke tijden) dan krijg je er geen.
Met een veilig gevoel gingen we op weg naar Jerash,
ook wel het Pompeï van het Midden Oosten genoemd. Het werd er nog heter dan bij
de grensovergang. Het moet gezegd worden, de ruïnes van Jerash waren (en zijn
dit ongetwijfeld na ons bezoek nog steeds) prachtig, de hoofdstraat geplaveid
met gigastenen, de zuilen, de toegangspoort, de koele opslagruimten, het
theater, het terras van het resthouse met namaak waterval en zakjes met water
aan het plafond, prachtig, heerlijk, heet. We verlangden naar een schoon hotel,
met een functionerend toilet en koele kamers.
Tegen
het einde van de middag reden we Amman binnen langs Palestijnse
vluchtelingenkampen, geen tentenkampen maar complete steden in de stad. Voor het
overige is Amman een bijna westerse stad. Moderne huizen winkels en op elke hoek
wel een “Mac Donald”, “Pizzahut” of “Whimpy”. De aankomst bij het
Hillside Hotel was een volgende verrassing. Nadat we afscheid van Mustafa en
zijn bus hadden genomen liepen we de lobby van dit hotel binnen. Het marmer
lachte ons tegemoet. Nu wil het in deze landen niet altijd zeggen dat je na een
prachtige lobby ook prachtige kamers krijgt, maar in dit geval werd het wel
degelijk een mooie kamer. Hetty was de koning(in) te rijk. De avond werd gevuld
met een buffetdiner in hotel waar we tot de ontdekking kwamen dat de kok
Nederlands sprak. Z’n kennis bleek beperkt tot over het algemeen culinaire
uitdrukkingen opgedaan tijdens verblijf in ons land.