Dag
14 Wadi Mussa - Aqaba
Deze ochtend bracht onze bus ons, via woestijnachtig
gebied, naar de Wadi Rum, de vroegere thuisbasis van “Lawrence of Arabia”.
We maakten vlak voor aankomst een korte stop bij een berg die te zien was op de
“cover” van diens boek en daarom genoemd is naar de titel van diens
autobiografie, “the seven pillars of wisdom”. (of was het nou andersom?)
In ieder geval, de
aankomst in Wadi Rum was iets anders dan menigeen er zich van had voorgesteld.
Geen tenten onder wuivende palmen nabij een frisse bron. Geen zongebruinde
Rudolf Valentino’s die op trotse zwarte Arabische volbloeden met een gouden
mes aan hun heupen gesjord, zaten te wachten op een westerse schone om op een
bevallige wijze op bij hun op de hengst te zwieren.
Nee!
De befaamde Wadi Rum is geen concurrent voor de locatie van een volgende bacardi
reclame, Wadi Rum is een vuil, stinkend bouwvallig bedoeïenendorp met geiten,
vuile kinderen en een door auto’s doorploegde woestijn. Desondanks was de
ongeveer anderhalf uur durende jeepsafari (nou ja jeep...) door de woestijn de
moeite waard. Het zand in dit gedeelte van Jordanië is roodgekleurd, met een
beetje fantasie waan je je op mars. We bezochten een bron met in de buurt
inscripties van een van de oudste geschriften ter wereld. We crosten wat rond,
gingen naar een kloof (door aardbeving ontstaan en zagen ook daar weer
inscripties (een van de oudste varianten van het Arabisch). Na terugkomst in het
dorp kregen we thee in een pseudo-bedoeienentent en gingen we tot verbazing van
enkelen erg snel door naar Aqaba. Dat werd dus geen lekkere lunch in wadi rum
omdat de hormonen van enkele mannekes in onze groep opspeelden. We zouden tien
minuten tekort hebben rondgereden in de woestijn en we hadden geen koffie
gedronken bij de bedoeïenen. Nu klopte het dat Simone had gezegd dat ze het
vorig jaar hadden koffiegedronken bij zo’n bedoeïenengeval maar dat was toen
ze vertelde wat er het vorig jaar bij zo’n jeep safari hoorde. Bovendien moest
men toen apart voor die koffie betalen (“en dat voor zo’n bakje smerige
drab”, zou Hetty zeggen) en het schijnt dat bedoeïenen in tenten nogal eens
rondtrekken, dus moet je maar geluk hebben om zo’n authentieke jutezak op
stokken in de woestijn tegen te komen. Ik weet niet of we dus zoveel gemist
hebben.
Dit voorval betekende wel dat er door dit staaltje
van groepsdynamica halsoverkop verder gereisd werd en de lunch een hamburger
menu in een lokaal Aqabees frietenkot werd.
Alvorens
we ons aan de Jordaanse kopie van de Big Mac konden begeven kwamen we aan bij
hotel Nairoukh 2 (wat er met het eerste gebeurd is wilde onze gids ons niet
vertellen....) . De entree van dit hotel was niet te versmaden. Marmer op de
vloer, gipsen plafonddecoraties kortom; “Gamma dat zeg ik”. Als je de lift
inging werd het al iets minder glamoureus en de aankomst op onze verdieping deed
vermoeden dat Nairoukh 1 nog steeds bestond. Maar het was min of meer schoon en
met de Fan (nee niets met voetbal te maken) aan was het koel (en kon je mekaar
niet verstaan), want Aqaba was heet, bloedheet.