Dag 12 Amman - Wadi Mussa (nabij Petra)
Chauffeur
Youssef bracht ons vandaag via de koningsweg en de Wadi Mujib naar het nabij
Petra gelegen Wadi Moesa. We begonnen de dag met een bezoek aan Mount Nebo. Dit
was het panorama dat Mozes na z’n jarenlange trektocht door de woestijn te
zien kreeg, om vervolgens door God (in de rol van een ordinaire portier)
geweigerd te worden het heilige land binnen te gaan, omdat hij tijdens z’n
tocht door de Sinaï geen stropdas wilde dragen. Onze lieve Heer weigerde ons
een uitzicht op de torens van Jeruzalem (het was te heiig), maar Jericho zagen
we liggen zodat we even naar Arafat mochten zwaaien.
We
trokken verder naar Madaba, alwaar we in de St. Joriskerk het mozaïek van het
Heilige Land konden bewonderen. Een Byzantijns meesterwerk, gesponsord door Fred
Beer uit Etten-leur als we het bestelautootje buiten de kerk mochten geloven.
Na
de lunch in chique hotel (echter ieder at soep brood en banaan een enkeling
uitgezonderd), gingen we naar het volgende hoogtepunt van die dag, het
kruisvaarders kasteel in Kerak, ‘n puinhoop samengesteld uit restten van
tempels moskeeën en plaggenhutten. Dat zeg ik Gamma! Je zag dus resten van een
Romeins borstbeeld in de muur naast een ronde steen (meer cirkelvormig) wat een
stuk zuil bleek te zijn. Het hoogtepunt van de rondleiding werd gevormd door een
tocht(je) door de z.g. geheime onderaardse gang. (het was een leuke, donkere
gang maar of hij nou zo geheim was, hij kwam gewoon weer uit bij het beginpunt
van de rondleiding maar nog binnen in het kasteel (“so much for the escape”)
Op
onze tocht naar het zuiden valt op dat de woestijn niet uitgestorven is. Je ziet
veel industrie, mijnbouw etc. Het is geen kale zandbak maar hier en daar vind je
struiken, een spoorweg en elektriciteitsmasten. We maken nog een laatste stop
bij een mooi uitzicht en zagen in de verte het kasteel Shobak (doe ‘t zelf
‘t kwadraat), de meest zuidelijke kruisvaarderburcht die er in Jordanië maar
te vinden is. We waren blij uiteindelijk te arriveren in Wadi Moesa (genoemd
naar Mozes, waar is die kerel niet geweest in deze contreien?).
Het
diner vond plaats in ons hotel, het 'Petra diamond' hotel. We werden gedurende
het buffet gefotografeerd door een lokale paparazzo die dacht dat we de nicht
van de zus van de buurvrouw van de ouders van de vriendin van W.A. bij ons
hadden. Althans dat dachten wij. Het bleek dat we figureerden voor een reclame
van het hotel. Over enige maanden bevinden onze gezichten zich in vakantiegidsen
verspreid over het hele midden oosten. (en ik weet niet of dat nu zo’n reclame
is)
Ondanks
de aanstaande roem gingen we vroeg naar bed, want we wilden in alle rust en
vroegte Petra betreden morgen.
Dag 13 Petra
Het
was die ochtend vroeg, erg vroeg en dat moest de kok zich ook gerealiseerd
hebben toen z’n wekker afging, om zich vervolgens weer om te draaien en verder
te slapen. Want wie wil er nu ook om halfzes ontbijten. Wie wil er überhaupt
ontbijten? Wie komt er nu in het 'Petra diamant' hotel, wie noemt er z’n hotel
naar een edelsteen? Wie staat er nu zo aan mij te schudden? En waarom schreeuwt
hij nu zo? Afijn, ruim drie kwartier te laat kwam de kok toch opdagen, schouder
uit de kom en gesprongen trommelvliezen. Het bleek uiteindelijk dat de
nachtportier zich verslapen had en daardoor ook onze kok.
Na
het verlate ochtendmaal konden we dus toch op weg richting Petra. Het werd een
wandeling van twintig minuten tot de entree, en dan in alle stilte op weg naar
de kloof (ook wel de ‘siq’ genoemd). Toen Hetty en ik de kloof betraden
maakten we kennis met wat ook wel een oorverdovende stilte wordt genoemd. Het
werd een prachtige wandeling door een nauw ravijn met rotsen in prachtige
kleuren rood/paars met soms gele aders. Het ochtendlicht gaf het geheel een
bijna mysterieuze uitstraling. We bleven af en toe stilstaan om de stilte te
ondergaan, of om een enkele Duitse toerist, die briesend kwam aanstampen, snel
voorbij te laten gaan.
Na
een minuut of vijftien, twintig doemde aan het einde van de kloof slechts
zichtbaar door een nauwe opening, de Schatkamer van de farao op. Voor de mensen
die niet met Petra bekend zijn, zie de laatste scènes van “Indiana Jones and
the last crusade”, die zijn hier gefilmd.
Deze
ervaring, anders kun je het niet noemen, was van onvergetelijke schoonheid en
zeker het hoogtepunt van deze reis. De ochtendwandeling door deze kloof en dan
de entree van Petra kunnen zich meten aan de zonsopgang bij Abu Simbel, de
zuilengalerij van Karnak (Luxor) en de grote piramides van Gizeh.
Na
enige tijd met open mond naar de schatkamer (dit is een benaming van de bedoeïenen,
er is hier nooit een farao geweest) te hebben gestaard, drong de stank van
(waarschijnlijk) paardenpis tot ons door. Een ontnuchterend gegeven maar wel de
realiteit. We zetten onze wandeling voort en het bleef toch prachtig (en minder
stinken). Na de bezichtiging van het theater kregen we zicht op de
koningsgraven, het werd tijd voor een tweede ontbijt.
We
genoten ons ontbijt (koekjes en water) vanaf een riante zetel, de urntombe, een
van de zogenaamde koningsgraven. Deze zijn uitgehakt in een wand van waaruit je
een ruim uitzicht over de hele vallei hebt. Zo zagen we langzaam de andere
toeristen (waaronder diverse groepsgenoten) Petra binnendruppelen. Het was nu
een uur of acht. Na enige tijd vervolgden wij onze weg in de richting van de
“Romeinse wijk”. Zo liepen we over de restanten van een romeinse weg, door
de overblijfselen van een Romeinse triomfboog, nadat we eerst een bedoeïen
zakenman in Japanse pick-up truck gebouwd in Saudie-Arabië, moesten doorlaten.
Zoiets doet toch een aanslag op ons, toch niet geringe, verbeeldingsvermogen.
Nadat
we een tempel gepasseerd waren kwamen we in de buurt van de volgende eettentjes,
die nog niet geopend waren, hetgeen wel te verklaren was gezien de moeite die de
nachtportier had om de kok te wekken. Hij zal hier nog wel niet zijn
gearriveerd.
Desondanks
namen we plaats bij het “resthouse” (een soort staatscafetaria met Hilton
prijzen, dat je bij elke grote Jordaanse bezienswaardigheid kunt vinden. Mac
Donalds goes archeo zou je kunnen zeggen). Na enige tijd kregen we gezelschap
van Sylvia, Anita, Mieke en Juliaan. Samen brachten we enige tijd genoegelijk
door op het terras, om vervolgens nog een bezoek aan de twee musea(tjes) te
brengen. De anderen besloten om nog verder te gaan (naar het “klooster” of
nog een andere route te nemen maar aangezien dat betekende dat we flink moesten
gaan afzien. Klimmen over steile paadjes of trappetjes, besloten Hetty en ik om
het rustig te houden aangezien het juist goed ging deze dag. We willen de goden
niet verzoeken. We gingen eens langzaam terug. De zon stond op haar hoogste punt
en het was inmiddels best druk aan het worden. Op ons gemakkie kuierden we
retour. Het was druk in de kloof en het luide gepraat en geroep van onze collega
toeristen die in groepen en op koetsen en paarden ons tegemoet kwamen, deed ons
beseffen dat we die ochtend Petra op haar mooist hadden mogen beleven.
Nadat
we een lokale bedoeïenen paardenmepper nog wat Arabisch geleerd hadden
verlieten we het terrein van deze eeuwenoude stad en kwamen weer terecht in het
twintigste-eeuwse Wadi Moesa. Alhier besloten we tot een lunch in een lokale
pizzeria, hetgeen uitstekend smaakte na alle bananen koekjes en kip.
Na
een ruime siësta, troffen we Juliaan die wilde gaan zwemmen en zo sloten we ons
aan bij het groepje dat een nieuw Jordaans record taxivullen wilde neerzetten.
Het werd zelfs een nieuw Arabisch record met acht personen in een taxi.
Aangekomen bij het hotel waar volgens Nidal een zwembad was, moesten we de
onderhandelingen openen om voor een beetje acceptabele prijs te kunnen dobberen.
Juliaan gooide al z’n (niet geringe) charmes in de strijd, maar na harde
onderhandelingen bleek hij echter niet charmant genoeg om flink wat van de prijs
af te krijgen. Toch waren we even later “God in Frankrijk” (oftewel “Allah
in Mekka), liggend aan de waterkant, genietend van thee, bier en een uitzicht op
twee Arabieren die niet kunnen zwemmen. Het water was heerlijk koud, een genot
om dit in een zo droog land te mogen beleven, in de wetenschap dat hierom
oorlogen gevoerd worden. Kortom, decadent. Op de terugweg reden we voorbij het
terras van de pizzeria waar Hetty en ik gegeten hadden die middag. Iedereen die
op het terras zat sprong op en we werden hartstochtelijk toegejuicht. Dit was
een zeer bijzondere ervaring. Vooral voor onze taxichauffeur, die dacht een
aantal; westerse beroemdheden in z’n wagen te hebben, en voor een aantal
argeloze voorbijgangers, die dachten dat de winnaar van de regionale
kamelenkantelwedstrijd voorbij raasde, maar niet voor ons. Het was de rest van
ons reisgezelschap dat, op het moment dat men ons in de taxi herkende, onder de
bezielende leiding van Jaap en Jaap het publiek tijdens de beklimming van Alp
d’huez imiteerde. Die avond dineerden we bij Cleopatra in Wadi Moesa, een
buffet/cafetaria dat populair was bij menig toerist.