17 mei t/m 2 juni 1998
Zondagochtend
17 mei 10.00 uur Schiphol. We hebben een broodje achter de kiezen, Hetty speurt
het taxfree boekje na op mogelijke aankopen en ik wijd het dagboek in.
Vanochtend rond 04.45 ging de wekker, om 06.15 stond de taxi voor de deur en
heette Paul “de slingeraar” ons welkom in zijn rijdende attractie.. euh..taxi!
Slingeraar? Attractie?, u zult het wel merken, wij in ieder geval. Iemand
schreef ooit, “reizen bestaat voornamelijk uit wachten”, vanochtend echter
kwamen enkele mensen bedrogen uit. Het eerste echtpaar dat we oppikten werd
achter hun ontbijt vandaan gesleept. De meneer uit Weert stond al klaar maar de
meneer uit Nuenen stond z’n reservekunstgebit nog te poetsen toen we de hoek
om kwamen gestoven. Men is het blijkbaar niet meer gewend dat mensen ook wel
eens te vroeg kunnen zijn. Had men Hetty en mij gekend dan hadden ze geweten dat
wij zelden ergens te laat komen. Enfin, iedereen was opgehaald en via Eindhoven
slingerde Paul zich een weg naar Schiphol. Niet dat hij omwegen maakte of dat er
geen rechte wegen waren. Nee, Paul houdt ervan om binnen de gebaande wegen
zoveel mogelijk kilometers te maken. Nog net niet zeeziek bereikten we Schiphol
alwaar Paul ons voor de juiste vertrekhal afzette en Hetty niet kon wachten om
de taxfree te gaan plunderen. Enkele uren later bevinden we ons op enkele
duizenden meters/voeten of zoiets boven de grond in de Royal Jordanian 262 in
een overvolle economyclass, gevuld met (waarschijnlijk) Jordaniërs en/of Syriërs
op weg van New York naar Amman en verder. We hebben inmiddels kennis gemaakt met
Simone onze reisleidster en Jaap mijn buurman, groepsgenoot en tevens promotor
van het CDA-(of was het nou VVD) gedachtegoed in Drente. Hetty maakte kennis met
haar buurman, ‘n timide maar vriendelijke huisarts.
De
vlucht verliep voorspoedig en na een film over overvloedige regenval landden we
op “Queen Alia Airport” te Amman, ‘n vliegveld op 35 km van de hoofdstad
en naar het zich liet aanzien, omgeven door zand. Alhier moeten we zo’n 3,5
uur wachten totdat we kunnen doorvliegen naar Damascus. Al snel blijkt dat de
wachttijd zal oplopen tot 4 uur en een kwartier. Het is nu 21.30 uur en als
alles goed gaat vertrekt om 22.15 uur ons vliegtuig naar Damascus. Hetty is op
een bank in slaap gevallen en Juliaan zit naast me te lezen. Zijn doel voor deze
twee weken is eindelijk weer eens een boek uit te lezen. Blijkbaar verwacht hij
een saai gezelschap.
Beetje
bij beetje leer je dus je reisgroepsgenoten kennen (of beter gezegd, maak je
kennis). Op een wat duister vliegveld dat verder wel modern is: moderne lampen
(alleen niet zo veel), modern cafetaria met moderne prijzen (ala Skiephol). En
zo werd het kwart over tien en stegen we op om gelijk weer te dalen in Damascus.
INFO: Syrië, onafhankelijke republiek in
West-Azië, met (schatting 1994) 14,1 miljoen inw. (76,5 inw. per
km2); hoofdstad:
Damascus (Dimasjk).
Munteenheid is het Syrische pond, onderverdeeld in 100 piasters.
Na
de douaneformaliteiten visum, stempeltjes en een voor Simone aangename
verrassing, dus toch een stempel in je paspoort, konden we de bus instappen.
Damascus geurt je tegemoet, scheurt je voorbij en leurt om je baksjies (fooi).
De geur komt me bekend voor (Cairo, Istanbul) de dreigementen van de gids niet.
Hier worden bij wijze van spreken peuters al geëxecuteerd als ze de lolly van
een andere peuter lenen. Na een korte stadsrit, illegale wisselpraktijken en een
welkoms-jus-d’orange, uit blik en aangelengd met water, in het hotel konden we
naar de kamers. Om 1.00 uur ging het licht uit. Het was een lange dag
geweest..... met een onfortuinlijke gebeurtenis, namelijk dat ons fototoestel
besloten heeft om ook vakantie te nemen. Hij weigerde op slag nog een maal klik
te zeggen. Dus dat was balen op z’n zachtst
gezegd.