03 t/m 16 Augustus 1992
1. Hoe het begon….
Het
zou een van die nachten zijn geweest welke men slaapt tot men de volgende
ochtend wakker wordt. De oorzaak van dit wakker worden valt dan meestal te
herleiden tot wekkergezoem of een of andere biologische behoefte. Het werd
echter een nacht waarin voor de volgende ochtend de telefoon ging (02.30) en om
3.30 de deurbel hetgeen in ons geval betekende dat er een irritant zoemend
intercomgeval begon te blèren. Bij zonsopgang waren we Aken, Fantasialand en
Koblenz al gepasseerd. Het was de nacht dat we op weg gingen naar Roppen.
Seeta onze kat had de reismand naar het
dierenhotel in Nuth genomen om aldaar een groepsvakantie voor mensafhankelijke
stadskatten te overleven. Planten en post waren in de nog niet getrouwde handen
van Walter gelaten terwijl onze buurvrouw de afdeling calamiteiten, inbrekers en
vreemde luchtjes voor haar rekening nam.
De
zaakjes waren geregeld en we bevonden ons in het oplichtende Duitsland dat aan
ons voorbij gleed. Verenigd of niet, de autobanen zijn lang. Met de nekkussens
opgeblazen, walkman in de aanslag en een versnapering op z’n tijd, naderde de
Oostenrijkse grens.
Reeds voor ‘grenzpost’ Füssen bevond zich ’n rij auto’s.
Aangezien de rij zich niet aan de minimumsnelheid van 180km/u hield konden we
met een gerust hart concluderen dat er hier sprake was van ’n file. Onze
chauffeur nam de beslissing om elders ons heil te zoeken. Hij werd hierin
bijgestaan door Hetty die vol enthousiasme de rol van navigatrice op zich
genomen had. Pfronten werd het volgende doel. Aldaar werden auto en reizigers
voor de laatste maal volgetankt. De eerste met benzine , de rest nam toch maar
appelsap. De ‘grenz’ zou volgens onze navigatrice nog maar enkele meters
verderop zijn. Het woord kilo kon ze blijkbaar niet meer zien of luchten, laat
staan uitspreken. Bij de ‘grenz’ aangekomen, leerde de dienstdoende douanier
dat er met onze paspoorten niet te
spotten viel. Hij wist dan ook niet hoe snel hij ze weer terug moest geven en
ons aan de Oostenrijkers over te laten.
2. Bei uns in Tirol…
Na ’n korte rit over, door en onder de eerste Oostenrijkse bergen,
krijg je al een aardige indruk van de relatie die de plaatselijke bevolking met
haar motorrijders onderhoud. Regelmatig worden deze weggebruikers uitgenodigd
het tijdelijke voor het eeuwige te verwisselen. Deze boodschap wordt
overgebracht door middel van grote borden waarop geschreven staat: ‘geef je
beschermengel geen kans’, gevolgd door een afbeelding van ’n gelukkig
neerstortende motorrijder met boven zich ’n ongelukkige engel.
Roppen nadert ras. We passeren pension Seeta, vernoemd naar ’n
beroemde Limburgse poes. Menig Tirools appartementencomplex gaat aan ons
voorbij. U kent ze wel die grasvlakten met daarop kleine houten huisjes gevuld
met hooi. Even later wijzen mijn reisgenoten me op de werkplek van madame ‘Zugspitze’,
’n openlucht ontvangstdame die regelmatig haar handen vol heeft. De gedoogzone
blijkt ’n Oostenrijkse uitvinding. De reis vliegt voorbij en voor ik het in de
gaten heb rijden we Roppen binnen alwaar we begroet worden door ’n
plaatselijke geitenhoeder. Deze man is al vijf keer uit de dood opgestaan ,
omdat de artsen het niet aandurfden hem te genezen.
Roppen, de parel van het Ötztal, is ’n gemeenschap zoals je hier
veel schijnt te vinden. Hoewel het echtpaar in de kamer naast ons het stereotype
beeld van Tirol zou doen bevestigen, leert de realiteit ons iets anders. Hier
verkoopt de onderwijzer z’n kinderen om aan de kost te kunnen komen. Onder een
natuurlijke dood verstaat men dood door bijlslag, verdrinkingsdood in
bergbeekjes en echtscheiding. Dat laatste aangezien hier meestal wel een aantal
bijlslagen op volgen, over het algemeen met dodelijke afloop. Ook criminaliteit
neemt hier een hoge vlucht. Het zijn met name de handel in verdovende geitenkaas
en inbraken die hier populair zijn.
Desondanks is niet alles rozengeur en maneschijn. Het
toeristenbestaan kent ook hier zijn zware c.q. teleurstellende kanten. Vanaf ons
balkonnetje zijn slechts vier bergtoppen te zien. Wij zijn niet de enige gasten
in het pension en de koelkast is al helemaal in beslag genomen door de andere
gasten. (een duitse automonteur met vrouw en kind).
3. Bromfietsen, Buschauffeur en Bier.
Zoals reeds eerder vermeld, kent Oostenrijk z’n eigenaardige
trekjes. Het is alhier te Roppen, bromfietsen niet toegestaan om tussen 22.00 en
06.00 uur, zich met hun berijders door het dorpje te verplaatsen. Nu zult u
waarschijnlijk visioenen krijgen van hordes bestuurderloze brommers die hier
’s nachts de wegen onveilig maken. Laat mij u bij deze uit uw door
ongebreidelde fantasie op hol geslagen verbeelding verlossen. Het is de barre
werkelijkheid. Net zo werkelijk als dat u in het plaatsje Reutte ’n klasgenoot
ontmoet die u 25 jaar geleden voor het laatst gezien hebt. U denkt al die tijd
dat betreffende persoon leraar is geworden, nu blijkt hij ’s winters
vrachtwagenchauffeur te zijn en toert hij in de zomer met Limburgse toeristen
door oostenrijk. Onder die toeristen bevinden zich uw overburen. Ook dit is hier
de dagelijkse realiteit.
Een realiteit die overvloedig met bier overgoten wordt. Zipfer,
Kaiser, Löwenbrau, pils, Weizen (al dan niet Hefe), Märzen, ürtyp und zo
weiter, worden rijkelijk genoten, hetgeen ondergetekende niet bepaald betreurt.
4. Mijn eerste bergtocht.
Woensdag, het is zover, we gaan te voet de bergen in. Vandaag worden
twee almhutten bedwongen. In twee etappes, elk van ongeveer een uur, is het de
bedoeling dat we de op 1700 meter gelegen ‘Polles- alm’ bereiken.
De tocht wordt door de familie Linders als opwarmertje bestempeld.
Warm was het in elk geval. De zon stak al aardig toen de tocht om
10.30 uur begon. Het bergop lopen viel even tegen maar alras had ik de tred van
’n berggeit en volgde vol goede moed de anderen. Niet wetende dat ’n
berggeitentred voor medemensen erg storend kan zijn, vond ik dat ik het best
aardig deed. Tijdens een korte pauze werd ik door de dames echter gewezen op de
gevolgen van mijn techniek en (hoe onwaarschijnlijk) gebrek aan regelmaat
(tijdens het lopen welteverstaan). Gelukkig naderde al snel de eerste berghut
zodat ik mijn zonden kon overdenken, mijn schoenen kon laten bewonderen en me
volg overgave te wijdden aan het uitbeelden van ’n ervaren bergrot. Dit is
echter geen makkie als iedereen om je heen verhalen opdist over de meest
verschrikkelijke ervaringen met passen, kloven en kammen, almen en walmen
(hoewel ik over dit laatste gelukkig ook wel kon meepraten).
Het tweede deel van de tocht maakte mijn wandelpas al vorderingen.
Het lukte me zelfs om af en toe van het landschap te genieten. Nu zijn
landschapsbeschrijvingen niet mijn sterkste punt maar bij deze een poging. Men
neme veel bergen, een pad, ’n woest stromend bergriviertje bomen planten en
veel sprinkhanen. Laat dit enige tijd bezinken in uw voorstellingsvermogen en
garneer het met de woorden imposant, mooi en idyllisch (of woorden van gelijke
strekking). U kunt natuurlijk ook een natuurfilm over oostenrijk bekijken en der
rondborstige dames buiten beschouwing laten. Menig zweetdruppel later bereikten
we de ‘Pollesalm’ alwaar we een voedzame doch prijzige maaltijd genoten.
De afdaling verliep vlot en zonder noemenswaardige incidenten.
Beneden aangekomen genoten we nog een ijsje alvorens de bakoven genaamd auto in
te stappen.
5. ‘Roewetaag’.
In Tirol is er elke dag wel ergens ‘roewetaag’, rustdag dus. In
ons geval is elke dag na een bergwandeling ’n rustdag. Een dag om de spieren
rust te gunnen, een dag om te slapen, te puzzelen, patience te spelen of een
duik te nemen in het zwembad(je) van ons pension(-netje). Doch niet alvorens
eerst (vandaag) een uitstapje te maken naar de ‘rozengartenschlucht’.
Aangezien ik zojuist weer het boek Ín de naam van de roos’ aan het lezen was,
had het uitstapje een dubbele aantrekkingskracht (maar niet heus).
Afijn, Meet nog enkele stijve spieren ter hoogte van de heupen (in
mijn geval), gingen we op pad. Geen roos te zien, niemand die me de naam kon
verklaren. De kloof was desalniettemin de moeite waard. Al was het omwille van
de vrouw met buggy en kind. Of deze dame nu op zeer opvallende wijze haar kind
wilde kwijtraken of dat ze deel uitmaakte van het kinderwagentestteam van de
consumentenbond is me een raadsel gebleven.
De middag werd in volmaakte vrede doorgebracht onder ’n boom en af
en toe in het zwembadwater. Terwijl ’s avonds wederom ’n Oostenrijks maal
genoten werd in een plaatselijk restaurant.
6. Da hoch in die berge.
De tweede bergtocht ging vanuit Telfst in het Inntal, via de een of
andere klamme (oftewel schlucht, oftewel kloof) naar de almhut ‘Gasthof
Strassberg’ op 1200 meter hoogte. Dit zou zo’n twee uur in beslag nemen.,
vervolgens trokken we in een uur tijd, naar de ‘neue alphutte’ op 1600
meter. Hier waren we getuige van de ‘worldcup afdaling’ voor gemzen. Het
geheel viel te zien via verrekijker, of als je genoegen nam met zwarte stipjes
op een wit vlak, zelfs met het blote oog. De afdaling ging via het plaatsje
Lehen alwaar we nog een dronk namen in een ‘Bauerngasthof’. We werden aldaar
muzikaal onderhouden door een paar stuks toekomstig ‘geselchtes’. Moe maar
voldaan arriveerden we, nog net op tijd voor een onweersbui, in Roppen.
7. Bergmesse en andere heilige zaken.
Na vrijdag komt zaterdag en daarna is het zondag. Zondag, rustdag,
kerkdag, een dag bijuitstek om zich te wijden aan de drie B’s. Barbecue, Bier
en Bezinning. Voeg hier een vierde B aan toe , die van ‘Bergwacht’, en we
hebben de ingrediënten van en jaarlijkse Roppense feestdag. We hebben het hier
over ‘die Bergmesse’, georganiseerd door de plaatselijke ‘Bergwacht’.
Het gebeuren gaat als volgt; ’s ochtends om 09.30 uur begeeft de plaatselijke
bevolking zich, al dan niet gemotoriseerd, bergop om van de drie reeds genoemde
B’s te gaan genieten.
Wij waren uitgenodigd om deel te nemen en god zij dank in de
gelegenheid om gemotoriseerd op te stijgen. Althans dat god zij dank kon wel
eens ijdel gebruik van de naam van de heer blijken te zijn, want die straft
doorgaans direct. Het voertuig bestond uit een motorblok op twee wielen, met
twee stoeltjes, ’n stuur, ’n versnellingspook (dit alles aan de voorkant) en
’n laadbak met vier wielen met daar op een matras voor het nodige comfort(aan
de achterkant) op flexibele wijze verbonden met elkaar (midden). Dit alles stond
gereed, echter de eigenaar annex chauffeur, Sigmund geheten en diens echtgenote
waren onvindbaar. Nadat deze enige tijd later arriveerden konden we ons
aanstellen euh.. voorstellen en kon de rit beginnen.
Het kostte ons ongeveer een uur maar na een met veel natuurschoon en
uitlaatgassen gezegende tocht kwamen we aan op de alm. De ‘messe’ begon
omstreeks 11.00 uur en werd door ons vanuit de schaduw gadegeslagen. Dit alles
uiteraard onder het genot van bier en een sigaret (voor de rokers en
bierdrinkers onder ons). Na de mis kon den we ons te buiten gaan aan würsten,
geselchtes, sauerkraut, kuchen, bier, bier en nogmaals bier. Na enkele uren was
het wachten op Sigi en eega die zich hadden teruggetrokken om ’n tukje te
doen. Hij was enig tijd na de mis, enigszins wankelend komen mededelen dat het
de afgelopen ochtend erg vroeg was geworden omdat z’n dochter getrouwd was.
Omstreeks 14.00 werd de tocht voortgezet. We gingen omhoog richting de Maïsalm
alwaar, volgens Herbert, der Peter naar het uitzicht kon kijken en hij en
Hetty’s vader nog dieper in de fles. Hoe mooi het uitzicht
echter was, uiteindelijk kwam ik zoals eerder deze week toch weer bij het
bier uit.
Na een paar vochtige uurtjes slingerde ons gezelschap (Sigi, eega,
Herbert, Toni, Hetty’s ouders, Hetty zelf en ondergetekende) zich weer op het
voertuig om de afdaling te wagen. Sigmund reed nog langzamer dan hij op de
heenweg deed en dat was bergop. Hij dan ook menig fles van binnen bekeken. De
afgronden bleven net als op de heenweg op enkele centimeters afstand. De
herinnering aan het Limburgs volkslied op hoog niveau (qua meters), aan Herbie
goes back to the sixties en aan Sigi en z’n schroeven aandraaiende eega zullen
niet snel vervagen.
8. Da hoch in die berge (part 1½)
De maandag is nooit mijn sterkste dag geweest….nu ik er zo over
nadenk dinsdag, woensdag en donderdag zijn ook niet veel soeps. Om van de
vrijdag maar te zwijgen. De zaterdag kan er mee door vooral de laatste uren, in
combinatie met de eerste uren van de zondag, die willen nog wel eens wat
opleveren, zodat je de rest van de zondag weer kunt wegkieperen. Behalve als ik
nachtdienst heb, dan kun je de hele week wel doorspoelen. Maar wat wilde ik ook
weer vertellen? O ja het was vakantie en het was maandag. Nu is maandag niet
mijn sterkste dag, of wist u dit al? Hoe dan ook, deze maandag beloofde niet
veel goeds. Er was regen voorspeld, het was bewolkt, gisteren was het zondag en
morgen zal het waarschijnlijk dinsdag worden. Een typisch maandaggevoel had zich
van mij meester gemaakt. Enfin, de bergtop heb ik niet bereikt, maar voor de
regen begon waren Hetty en ik beneden in het dorp en zaten droog en warm te
wachten op een stel verkleumde, natte ouders. De ouders arriveerden tijdig en
vochtig, voldaan nam ik plaats in de auto.
9. Oostenrijkse demografie voor gevorderden.
Oppervlakte: niet groot, wel hoog.
Bevolking: zowel mannen als vrouwen.
Inkomsten: wisselend, vooral in de toeristengebieden, zeer royaal.
Industrie: voorheen van alles en nog wat, tegenwoordig met name
productie van verdovende schapenkaas.
Handel: voorheen veel houtsnijwerk, tegenwoordig verdovende
schapenkaas en aanverwante producten (heroïne, cocaïne). Verkooppunten treffen
we vooral in berghutten met bezopen beheersters en restaurants met grote porties
eten en lage prijzen.
Cultuur: voor toeristen vooral blaaskapellen, kniebroeken en bier.
Voor anderen; doorsnee West-Europees met hier en daar een folkloristisch tintje.
Taal: praktisch onverstaanbaar
Religie: R.K. (Rode (barbecue-)Kaarsen op het kerkhof)
Geld: de schilling (1 ÖS = 16 cent) biljetten van 1000, 500, 100
en 20. Met afbeeldingen van beroemde Oostenrijkers. Opvallend laag geklasseerd
staat Sigmund Freud. Lager dan Böhm v Bawerk(100), Wagner(500) en Schrödinger(1000).
10. Koeien en apfelstrüdel.
Enkele doden en een dag verder was het weer eens roewe-tag. Er was
slecht weer voorspeld, veel bewolking en kans op regen.
Een zonovergoten autorit was het logische gevolg. Aldus
koersten we langs Imst, richting Lech, voorbij huize Bernhard. Langs menig
skidorp waar ook in de zomer de nodig activiteit heerst. We passeerden
autoliefhebbende koeien, we dronken cappuccino, aten apfelstrüdel en flitsten
langs houtsnijderdorpjes om ’s middags in bodem te arriveren. Bodem is een
gehucht aan het einde van de wereld en zal dit heden ten dage nog wel zijn. Hier
aten we een smakelijk middagmaal om vervolgens weer verder te gaan. Weer een
bergpas over en we naderden Imst zodat we enige tijd later deze rit als beëindigd
konden beschouwen. De rest van de middag werd aan de rand van de swimmingpoel
doorgebracht.
11. Da hoch in die berge (part 2)
Tocht nummer vier of eigenlijk drieëneenhalf zou een korte
wandeling worden van een half uur. Echter kilometervreters als wij zijn, werd er
geen genoegen mee genomen. We bevonden ons op zo’n 2000 meter hoogte aan het
einde van het Ötztal. Er werd geruime tijd gewandeld in een zeer mooi
landschap. Er werd gehangbrugd, een helikopterbevoorrading geobserveerd en een
enkeling door een ree geobsedeerd. Ook hier troffen we de leden van het
kinderwagentestteam, bezig met het volbrengen van hun schone en nuttige taak.
Wat valt er nu nog meer te vertellen?
Eigenlijk niets meer. De volgende dag begonnen we aan een
voorspoedig verlopende terugreis en Tirol zal voorlopig een vakantieherinnering
worden.
Voorlopig………